Actief voorlezen van een verhaal

Een verhaal actief voorlezen is jullie misschien allemaal wel bekend. Actief voorlezen vergroot de betrokkenheid en de luistervaardigheid. Ook kan je op deze manier de concentratie goed verhogen. Hoe kan je nou interactief vertellen? Als ik zelf vertel is het vaak eenrichtingsverkeer: ik vertel en de kinderen luisteren. Terwijl je juist wilt dat de luisteraars actief betrokken zijn. Hier volgen tien manieren waarop je interactie kan toepassen in je verhaal.

1. Actief voorlezen met rijmpjes

Zorg dat er in je verhaal een terugkerend rijmpje zit. Het kan heel simpel zijn. Bijvoorbeeld: ‘muis, muis, kom eens uit je huis’. Dit kun je de kinderen laten roepen zodra de muis in het verhaal nodig is. Als je het spannend vind of de kinderen het wel op zullen pakken, kun je dit met ze van te voren oefenen.

2. Liedjes zingen in het verhaal

Zingen is iets wat kinderen vaak heerlijk vinden. Neem een bestaand liedje en verander de tekst zodat het past in jouw voorleesboek. Denk maar eens aan;” ik zag twee beren” Daar zijn vele variaties op verzonnen. Dit kan je zo ook toepassen op jou verhaal.

3. Klappen tijdens het verhaal

Klappen kan iedereen, altijd en overal. Laat de kinderen meeklappen aan het begin van je verhaal, zo creëer je gelijk sfeer en saamhorigheid. Varieer in hoe je klapt: snel, langzaam, hard en zacht. Zo kun je een vertelritueel maken. Natuurlijk kun je de kinderen ook in je verhaal laten klappen. Spreek een woord af of een herhalende zin uit je boek, als de kinderen deze horen, mogen ze bijvoorbeeld van zacht naar hard gaan klappen.

4. Stampen tijdens het verhaal

Laat de kinderen je verhaal uitbeelden. Laat de ze bijvoorbeeld ‘mee rennen’ op hun plek als iemand achterna wordt gezeten. Of laat ze trippelen als muisjes als die voorbij komen tijdens het voorlezen.

5. Actief voorlezen met tellen

‘Er staan wel 7 schapen op een rij.. 1, 2…’ Je zult zien, de kinderen zullen bijna meteen meedoen.

6. Bewegen

De kinderen kunnen bewegingen met je meedoen. Denk aan het roeien van een boot, in je handen wrijven want het is zo koud, .zwaaien bij het dag zeggen etc. Zoek het in de kleine dingen. In elk voorleesboek zit wel een bewegingsvorm.

7. Geluiden maken van het verhaal

Geluiden van dieren zijn altijd leuk om na te doen voor de kinderen. Maar je kunt ze ook omgevingsgeluiden laten maken, zoals het geluid van de wind, de bellen van een kerktoren, wegrijden van een auto en het zingen van de vogels etc. Dit hangt natuurlijk af van welk verhaal je gaat voorlezen.

8. Geluiden en beweging

Hier voeg je punt 6 en 7 samen. Als iemand in je verhaal tegen een deur schopt, kun je én de schopbeweging maken én het geluid laten horen van hoe dat kan klinken.

9. Vragen stellen

Je kunt allerlei vragen stellen aan de kinderen. Je kunt ze naar een oplossing vragen of naar het verloop van het verhaal. Het hoeft niet moeilijk te zijn. Stel open vragen zoals; Wat denk jij dat er met de kat gaat gebeuren?, Denk jij dat ze de weg terug vinden en hoe gaan ze dat dan doen? Als er een vervolg zou komen, wat zou daar dan instaan?

10. Actief voorlezen met raadsels

Je kunt het voorlezen beginnen met een raadsel, zo heb je meteen de aandacht. Wat ook leuk is om je raadsel in je verhaal te verweven. Probeer de oplossing van het raadsel zo ver mogelijk uit te stellen. Zeker weten dat de kinderen geboeid zullen zijn tot op het eind.

Heb jij een goede interactief voorleestip? Laat het ons weten via ons contactformulier, dan plaatsen wij het misschien wel op onze site erbij.